Vrijdag 18 juni 2004 zijn in Amsterdam de Nederlandse Creative Commons-licenties gelanceerd. In aanwezigheid van bijna 200 vertegenwoordigers uit de kunst- cultuur, juridische en overheidssector presenteerde Lawrence Lessig, voorzitter van de Creative Commons en hoogleraar informatierecht aan Stanford University, de Nederlandse versie.
Deze licenties vertegenwoordigen volgens Bernt Hugenholtz van het Instituut voor Informatierecht (IViR) kort gezegd “een gebruiksvriendelijke manier om aan te geven dat je niet moeilijk gaat doen over je auteursrechten.” Bernt: “Je hebt een boek geschreven en wilt dat zoveel mogelijk mensen het lezen. Wat doe je dan niet? Je zet er niet onder: alle rechten voorbehouden, misbruik wordt gestraft. Vanaf nu ga je naar de site van de Creative Commons en je kiest een passende licentie. Dit geld ook voor bijvoorbeeld filmpjes, foto’s en muziek.” Het initiatief voor het vertalen van de licenties werd genomen door DISC en IViR.
Lawrence Lessig en ‘The War on Culture’
Lessig maakte indruk met een inspirerende presentatie over de reden waarom de licenties in het leven zijn geroepen. Hij deed verslag van de War on Culture. Volgens Lessig vormt Piracy een fundamentele bedreiging voor de auteursrechten industrie en proberen zij dit met de wet in de hand aan banden te leggen. De oorlog die is verklaard door de auteursrechtenorganisaties heeft effect. Piraterij is de afgelopen tijd met 25% afgenomen. Het gaat dus de goede kant op. Maar volgens Lessig heeft deze oorlog ook kosten. En die zijn groter dan velen denken. Hetzelfde wapen dat wordt ingezet om piraterij te bestrijden heeft ook de vrije cultuur de kop gekost: auteursrechten. Cultuur bouwt van oorsprong voort op de werken en ideeën van anderen. Doordat op creatief werk automatisch auteursrecht rust, is dit principe nu illegaal geworden.
En er is nog een neveneffect. Jongeren worden (in de VS) vervolgd voor het illegaal downloaden van muziek. Velen hebben niet door dat dit downloaden illegaal is en er ontstaat bij hen een vorm van extremisme. Ze gaan juist door met downloaden en zoeken allerlei manieren om de auteursrechtenorganisaties te slim af te zijn. Dit extremisme heeft ook extremisme bij de auteursrechtenorganisaties tot gevolg: beiden zijn slechter af. Dit kweekt volgens Lessig kinderen die de wet onrechtvaardig vinden.
Hij wilde een manier vinden om de partijen te pacificeren. Daarom startte hij met vrienden een beweging: de Creative Commons. Een manier om je werk onder andere voorwaarden te publiceren dan onder het volledige copyright wat tot dan toe overal automatisch op rustte. Ruim 3 miljoen werken zijn sinds de oprichting van de Creative Commons in 2002 onder Creative Commons gelicenseerd. We zijn volgens Lessig nu op een belangrijk moment aangekomen waarop de licenties internationaal verspreid worden. Nederland is het derde Europese land, na Finland en Duitsland, dat de gebruiksvergunningen heeft vertaald.
Met de licenties hoopt Lessig de balans tussen content gebruikers en auteursrechtenbeschermers terug te brengen. Machines en juristen vormen hierbij de schakel tussen deze twee en zouden moeten optreden als vrienden van beide. De War against Piracy mag de buitengewone mogelijkheid die we met digitale technologie hebben om cultuur uit te bouwen niet dwarsbomen.
Eerste gebruikers
Documentairemaakster Ine Poppe was de eerste die haar werk (de documentaire Hippies from Hell) op 18 juni 2004 van een Nederlandse Creative Commons licentie voorzag. Een van de andere aanwezigen, Brewster Kahle van de organisatie Internet Archive kondigde een Europese versie van het Internet Archive aan. Een initiatief voor een 21 ste eeuwse variant van de wereldbibliotheek die moet zorgen voor open toegang tot alle voorradige kennis. Het Archive verzorgt onbeperkte en eeuwige opslag van data. Hoe meer content hoe beter.
Pittige discussie
Hierop wordt een panel van leden uit het veld rond open content en auteursrechten naar voren geroepen bestaande uit Bernt Hugenholtz van IViR, Marleen Stikker van Waag Society, André Beemsterboer van Stichting Leenrecht en Stichting Reprorecht en Erwin Blom van VPRO digitaal. Zij voeren een discussie over de rol van de CC-licenties en auteursrechtenorganisaties in Nederland onder leiding van Frans Nauta, secretaris van het Innovatieplatform.
In een levendige paneldiscussie [43:02 minuten; WMA-bestand; 10,7 megabyte] werd daarna onder andere de monopoliepositie van collectieve auteursrechtenorganisaties zoals BUMA/STEMRA en CEDAR ter discussie gesteld. André Beemsterboer, directeur Stichting Leenrecht en Stichting Reprorecht, beloofde voor april 2007 met een systeem komen dat het voor hun leden mogelijk maakt onder voorwaarden werk beschikbaar te stellen aan het publieke domein. Hugenholtz roept iedereen op te ontdekken hoe makkelijk het aanvragen van een Creative Commons licentie is. “Probeer het eens, het geeft een heerlijk gevoel.”
Paneldiscussie
Erwin is enthousiast over Creative Commons, maar denkt dat deze licenties alleen gebruikt zullen worden door mensen die niet goed verkopen. Hij noemt dit een gevaar. Volgens Bernt is dit geen gevaar. De CC-licenties zijn bedoeld om een alternatief te bieden naast het volledige copyright. Je kunt nu niet alleen verbieden maar ook delen en daar voorwaarden aan koppelen. Erwin geeft in reactie op Bernt aan dat je in een remix nu nog steeds geen Beatles of Bush mag gebruiken. Uit het publiek wordt opgemerkt dat de archieven van de BBC waarschijnlijk wel aan een CC-licentie gekoppeld zullen komen. Erwin vertelt dat de VPRO ook zoiets van plan is. André vindt het omzetten naar Nederlands Recht een enorme prestatie. Maar hij vraagt zich af wat er mis is aan het vragen van toestemming, zoals bij het copyright. Wat hij wel goed vindt is dat de auteur weer de mogelijkheid heeft om zelf te kiezen wat hij met zijn werk wil. Zo was de copyright van oorsprong ook bedoeld. Marleen vindt dat nu ook nagedacht moet worden over de combinatie technologie en content. Voor iemand die content wil hergebruiken zou het handig zijn wanneer je deze in kleine stukjes uit elkaar kunt trekken. Dat is nu nog niet goed mogelijk. André denkt dat de technologie het mogelijk zal maken dat auteurs weer zelf hun rechten kunnen beheren. Daar zijn nu de auteursrechtenorganisaties voor opgezet. Frans vraagt Bernt welkeinternational obstakels hij ziet voor de licenties. Volgens Bernt, die net op een internationale bijeenkomst hierover is geweest, is het grootste struikelblok dat je in sommige landen geen afstand kunt doen van je auteursrecht. Een ander mogelijk probleem is de geautomatiseerde manier waarop de CC-licentie tot stand komt. Uit het publiek komt de vraag of de licenties geschikt zijn voor wetenschappelijke publicaties. Dit blijkt zo te zijn. De licenties zijn geschikt voor alle publicatievormen. Dus gedrukte boeken kunnen zonder problemen onder een CC-licentie uitgebracht worden. Lessig geeft aan dat momenteel gewerkt wordt aan de Science Commons. Een ander vraagt of het niet noodzakelijk is om alles wat binnen het onderwijs wordt ontwikkeld onder een CC-licentie uit te brengen. Marleen geeft aan dat ze dat wel goed zou vinden, maar dat ze juist waarde hecht aan het vrijwillige karakter van de licenties. Zo dwing je mensen na te denken wat ze zelf willen met hun creatie, zonder het van boven af op te leggen. Een volgende vraag richt zich op de digital rights management (DRM) systemen. Zouden de CC-licenties hier niet in opgenomen moeten worden?
André vindt van wel. Maar volgens hem is de techniek nog niet zo ver. Vooral oude content is nog niet voorzien van DRM. Een medewerker van Fabchannel vind dat het geen zin heeft om deze discussies te voeren zonder dat de auteursrechtenorganisaties op één lijn zitten. Wel ziet hij mogelijkheden voor bijvoorbeeld de Buma/ Stemra om de CC-licenties door te ontwikkelen als dienst. Zo zouden artiesten op de site van de Buma in moeten kunnen loggen om hun content te kunnen definiëren. Hierbij moeten ze dan kunnen aangeven wat ze per contentonderdeel willen. Bijvoorbeeld per track van een CD aangeven of er copyrights op zitten of een BY-licentie of een $-licentie. Volgens iemand anders uit het publiek zijn het nu toch de regels die de artiesten beperken en hij richt zich hierbij specifiek tot André. André geeft hierop aan dat hij ook graag een dienst en een DRM zou willen, maar dat zoiets veel tijd en geld kost. Hij krijgt hierop enkele kritische opmerkingen uit het publiek, maar vangt dit sportief op. Hij blijft bij zijn punt. Hierop vraagt Frans wanneer hij denkt dat hij dit gerealiseerd zal hebben. Na enig aandringen wil André een datum noemen: april 2007. Volgens een aanwezige moet het monopolie van de Buma doorbroken worden. Dan kan zoiets veel sneller. André vindt het prima wanneer er tien ‘Buma’s’ worden opgericht, maar geeft aan dat artiesten dan straks geen centraal punt meer hebben waar ze alles kunnen regelen. Hierop de vraag aan Lessig of er iemand is die zijn werk uitbrengt onder een PD-licentie en daar toch geld mee verdient. Lessig vertelt van een filmproducent die dankzij de PD-licentie veel aandacht kreeg, omdat zijn werk makkelijk verspreid kon worden en juist daardoor nu geld kan verdienen met zijn werk. Marleen weet uit ervaring dat mensen van iets dat ze goed of mooi vinden toch de gedrukte versie willen hebben. Dus wanneer je bekendheid krijgt doordat je werk digitaal wijd verspreid is, kun je veel verzoeken voor een gedrukte uitgave verwachten waar je geld voor kunt vragen. Iemand van XS4ALL komt terug op de lange termijn die nodig is voor auteursrechtenorganisaties om tot een auteursrechten systeem te komen met meerdere opties, door aan te geven dat ze om een verwant ‘akkefietje’ een klacht tegen de BUMA heeft ingediend bij de NMA, waardoor het zou kunnen dit hele verhaal wel eens veel sneller geregeld zal moeten worden.